|
||||||||
|
Een flink deel van de derde festivaldag dreigde nogal letterlijk in het water te vallen, wegens urenlang pijpenstelen regenen en toch… Tijdens onze wandeling van de parking naar het festivalterrein -prachtige inrichting, trouwens- konden we nog de laatste vier nummers meepikken van gospelkoor G-roots. Die hadden hun naam alvast niet gestolen, want ze slaagden erin om, ondanks het rotweer en de op dat moment nog tamelijk beperkte opkomst, het publiek flink in vuur en vlam te zetten. Weinig origineel qua songkeuze, maar geweldig goed uitgevoerde versies van “My Father’s House”, Lean On Me” en “40 Days” werden ons deel en daar konden we goed mee leven. In de Mississippi-Club traden daarna de heren van Black Cat Biscuit aan voor hun thuismatch en die was al vanaf de derde of vierde song een gewonnen zaak: deze jongens weten hoe ze een set moeten neerpoten en met een mengeling van ouder werk en songs uit hun nagelnieuwe “The Way It Is”-plaat, serveerden ze de schotel die we van hen gewoon zijn. Swamp Blues, Texas shuffle, boogie en funk buitelden over elkaar heen en het publiek genoot er van, met volle teugen. Grote verwachtingen waren er voor Laurence Jones, die aan zijn set begon, alsof het voorprogramma van de Stones gespeeld moest worden…”Before You Accuse Me”, “Walking By Myself”, “Won’t Get Fooled Again”, ze kwamen eruit alsof ze terplekke verzonnen waren en we kunnen sinds zondag begrijpen waarom Joe Bonamassa als referentie geldt. Dit gitaarwerk gierde en scheurde en nam iedereen mee in z’n vaart. Dat effect hadden ook de Bluesbones: hun Hammond, de stem en de gitaar werden in een hels ritme meegetrokken door de ritmesectie en dat maakte de dingen een beetje lastig voor Ina Forsman: haar soulstem, die in de studio ronduit geweldig klinkt, had het hier een beetje moeilijk, zeker na een -zoveelste- veel te luide soundcheck. Het charisma van de Finse maakte echter veel goed, zeker als ze ging duelleren met de blazersklanken, die rijkelijk in het rond gestrooid werden. Nationaal Instituut Roland had vriendje Tim Ielegems meegebracht en als je die twee samen op een podium zet, gebeurt er altijd wel wat. Al kunnen we niet om de vaststelling heen dat Roland jaar na jaar meer murmelt dan hij zingt, maar: als hij zich helemaal kan laten gaan, dan improviseert hij een leuk eind weg en zet hij toch een goeie set neer. Onbekend voor de meesten, waren de Canadeze van The Sheepdogs en die hadden een steengoeie Southern Rock-set voorbereid. Denk aan The Black Crowes, denk aan The Allman Brothers Band: misschien niet echt origineel ten noemen, maar wel tot in de puntjes het vak en de discipline beheersend en dus zorgden zij voor nog maar eens een hoogtepunt op zondag. Om één of andere praktische reden wisselden Sugar Ray Rayford en Nick Waterhouse van plaats en het optreden van die gebrilde jongeman, die gedoseerd, zelfs ingehouden speelde en zong, werd bepaald gehinderd door de soundcheck die in de grote tent bezig was en, wat ons betreft, ging het zelf een eindje de mist in. Er zijn bands, die een club-atmosfeer nodig hebben om helemaal uit de verf te komen en dat zat voor Nick en zijn band zondag bepaald tegen. Toen de avond flink begon te vallen, was het de beurt aan Stef Kamil Carlens en die speelde simpelweg iedereen naar huis. De kritikasters -ze hebben tegenwoordig allemaal een smartphone en lozen hun kritieken dus zo goed als live op de sociale media- vonden allicht dat dit geen blues is en dus niet in Peer thuishoort, maar wat wij zagen, hoorden en meemaakten, was een uiterst gedreven, bescheiden en veelzijdige zanger die heel grappig uit de hoek kwam en kennelijk blij was dat hij op het podium mocht staan van het festival dat voor hem, een eeuwigheid geleden, het allereerste festival was, waar hij zelf naartoe trok, toen nog om Dr. John te zien. Fantastische band rondom hem en grappige tussenkomsten als “we doen nu een cover van de wereldberoemde Belgische band Zita Swoon” -het ging om “My Heart Belongs to Someone Else”-, toch ook alweer twintig jaar out, werden afgewisseld met het nog oudere “Disco” en een ons onbekende Phil Ochs-song, waarvan ik denk dat hij “New Town” heet en maakten de set, wat ons betreft tot het hoogtepunt van het hele festivalweekend. Die mens heeft meer blues in z’n kleine teen dan driekwart van het publiek dat, tegen zondagavond, voornamelijk stomdronken leek te zijn. Hoe dan ook, met een rit van nog ruim anderhalf uur voor de boeg en in de wetenschap dat we op maandag bijzonder vroeg uit de veren moesten, voor bekeken: beter zou het toch niet meer worden en op een bepaald moment is “het bakje” gewoon vol. We hebben echter weinig redenen om niet tevreden terug te kijken op deze doorstart-editie van Blues Peer. Jawel, er zijn nog werkpunten, maar ik denk dat de organisatoren meer dan verstandig genoeg zijn om die zelf te omschrijven en aan te pakken. Hulde dus, aan die jonge gasten uit Peer: ze hebben een monument van de sloop gered!
Dani Heyvaert Foto © Michel Verlinden
|